Pages Navigation Menu

Het Markiezaat

Markiezaat 0119

Toen in 1983 de Markiezaatskade de schorren en slikken in de kom van de Oosterschelde afsloot van het tij, ontstond het Markiezaatsmeer. Daarna is het gebied langzamerhand gaan verzoeten. Helaas wordt de waterkwaliteit na de eeuwwisseling alsmaar slechter. Daardoor trekt reservaat steeds minder  broedende of overwinterde watervogels aan. 

Schorren en slikken ontwikkelden zich wel gunstig. Ze raakten begroeid met korte open vegetaties, struiken of bomen, afhankelijk van grondsoort, hoogteligging en begrazing. Aldus ontstond een gevarieerd gebied met open water, weidse glooiende oevers, diepe geulen en soms abrupte overgangen van hoog naar laag, van droog naar nat, van zoet naar zout en van zand naar klei. Picture 045Door de vele schelpen is de bodem kalkrijk. Verder komt lokaal kwelwater omhoog. Deze grote variatie leidde tot een hoge biodiversiteit, terwijl er nog steeds nieuwe soorten in het gebied opduiken.

Het beheer is erop gericht het Markiezaat te laten ontwikkelen tot een moerasecosysteem. Hierin komen opgaand loofbos, dichte rietoevers, ruige halfopen schorren, kortgrazige open schorren, drassige oeverzones en open water voor. Om het gebied open te houden wordt begrazing met koeien en paarden toegepast.

De vegetatie is bijzonder. Zo is de moeraswespenorchis in 1998 voor het eerst waargenomen en komt nu massaal voor. De rietorchis volgde al snel.  In 2011 werden voor het eerst addertong en rond wintergroen gevonden. Er staan echter ook nog steeds zoutminnende soorten zoals melkkruid, zeerus, fraai duizendguldenkruid, bitterling en zilte rus. Er groeien ook veel soorten paddenstoelen. Zwartwordende wasplaat en donzige melkzwam zijn algemeen; ook in deze groep vestigen zich regelmatig nieuwe soorten.

Het Markiezaatsmeer was de eerste jaren een belangrijk broedgebied voor kustbroedvogels. Nu broeden lepelaar, zilver- en kleine mantelmeeuw, brand- en grauwe gans, kieviten en een enkele kleine, bontbek- en strandplevier. Op grazige oevers domineren veldleeuwerik en graspieper; struwelen, ruigtes en jong bos zijn broedgebied voor fitis, roodborsttapuit en vele nachtegalen.Picture 044

Kreken met  riet -en heen -(zeebies) begroeiingen zijn aantrekkelijk voor kleine karekiet. Dodaars en veel eendensoorten nemen helaas sterk af.  Roofvogels als havik, buizerd, een enkele bruine kiekendief en  zeearend brengen hun jongen groot. Anderen komen af op de gedekte tafel, zoals visarend en slechtvalk, die wellicht jaarlijks broedt.

Kustvogels overtijen in het gebied, andere soorten kiezen het Markiezaat uit om te ruien of om op te vetten tijdens de trek. Een regelmatige wintergast is de Klapekster die een meester is in het verzamelen van onder meer mestkevers, maar ook grotere prooien. Zoogdieren zijn ook goed vertegenwoordigd met soorten als ree, haas, konijn, vos, egel, mol, diverse muizensoorten, vleermuizen en vroeger veel marterachtigen.

Markiezaat 0120

De lepelaar

In 1995 werden de eerste jonge lepelaars in het gebied geboren. De broedkolonie bevindt zich op het eiland, de Spuitkop. De kolonie breidt zich langzaam uit en in 2011 werden 108 nesten geteld.
De prachtige lepelaar heeft een roomwit verenkleed met gele accenten. De kenmerkende lepelsnavel wordt heen en weer door het water gemaaid om visjes en ongewervelden op de tast te vangen.